Vond je deze tekst leuk? Deze schrijver wil graag meer lezers. Je kunt hem/haar op de volgende manieren helpen:
- Geef hierboven een hartje. Meer hartjes betekent meer lezers voor deze tekst.
- Laat hier beneden een reactie achter. Ook dit trekt weer nieuwe lezers aan.
- Stuur dit verhaal naar iemand die van lezen houdt.
Namens de schrijver: heel erg bedankt voor je hulp!! ❤
De Vet posteerde zich achter de katheder en monsterde zijn troepen. Op de eerste rij zag hij zijn adjudanten, op rij twee de medewerkers die recent, in zijn eigen ambtsperiode, waren aangenomen. Ook Irma de Bruin zat haast vooraan, frontaal in beeld. In de luttele seconden van oogcontact met haar hoogste baas sloeg Irma haar lange benen over elkaar.
Midden in de zaal zaten de secretaresses, de mensen van de boekhouding en facilitaire zaken en daarachter de juristen. Gek hoe die verdeling haast elke keer op dezelfde wijze tot stand kwam, dacht De Vet. De kunst ging zijn om ook die lui achterin mee te krijgen. De juristen, zeker als ze al langer in dienst waren, konden knap cynisch zijn. Maar vandaag zou hij ze meeslepen, na vandaag zou niemand het nog hebben over de vastgelopen nieuwbouwplannen en de haperende vervanging van het computersysteem.
De Vet begon zijn toespraak met een mededeling die iedereen verraste: de Haagsche Juristen Centrale stond op het punt om Domstad Juristen over te nemen. Nou ja, op het punt, er moesten nog enkele plooien worden gladgestreken, maar de planning was om de overname binnen enkele maanden af te ronden. En eigenlijk was het nieuws nog onder embargo, de medewerkers van Domstad Juristen zouden in een later stadium geïnformeerd worden.
Hoe dan ook, die overname was goed nieuws voor de Haagsche, aldus De Vet, zij het niet per se voor álle medewerkers van de Haagsche. De overname had natuurlijk gevolgen in de personele sfeer, voor overhead-functies met name, hoe en op welke termijn was nog niet duidelijk. Maar, zijn mensen konden vertrouwen op de vaderlijke zorgen van hun directeur.
Daarna stond De Vet stil bij de betekenis van de overname, waarbij hij woorden lief vallen als slagkracht en synergie en het behalen van nieuwe doelen. De Vet was dol op dit managersjargon, vanwege de suggestie van dynamiek en vooruitgang die erin besloten lag.
‘Die nieuwe doelen,’ ging De Vet verder, ‘die kunnen we met zijn allen verwezenlijken. En daarbij heb ik maar één ding van jullie nodig. Commitment, collega’s, commitment, dat is waar het om gaat.’
Jules de Vet zweeg en keek de zaal rond. De managers op de eerste rij applaudisseerden en probeerden elkaar af te troeven in enthousiaste mimiek. Er ging toch maar niets boven commitment. Sommigen draaiden zich om naar de ondergeschikten achter hen, om in die rangen de mate van vervoering te peilen. De overige aanwezigen waren overwegend stil en keken blanco voor zich uit. Vrijwel iedereen wist dat Domstad Juristen al bij het vertrek van De Vet drie jaar geleden een zieltogende onderneming was. Sommigen meenden te weten dat De Vet om die reden had moeten vertrekken. De overname door de Haagsche van Domstad Juristen zou voor hooguit vijf procent extra werk zorgen en mogelijk voor eenzelfde percentage aan extra kosten. Hoe dan ook, drie jaar onder de leiding van een weinig succesvolle interim bestuurder en decennia van een ongevaarlijke zigzagkoers in een stabiele markt, hadden de werknemers van de Haagsche Juristen Centrale niet zozeer afgestompt als wel geleerd dat een snelle reactie op nieuwe plannen weinig zin had.
Van het dertigtal arbeidsrechtjuristen, gewend om tegenover hun cliënten in sussende termen te praten over reorganisaties, keek een deel ronduit verveeld. Daarbij zaten de meesten van hen in dat gedeelte van de zaal waar de warme zonnestralen onder de markiezen heen prikten. Achter zich hoorde Herman de Graaff een collega fluisteren: ‘Bohica.’ In dezelfde Amerikaanse handboeken waaruit De Vet graag putte, stond dat voor ‘bend over, here it comes again.’ De gedachte dat als je maar lang genoeg in een onderneming meedraaide, je elke vernieuwing meerdere keren voorbij zag komen én afgeschoten worden. En intussen kon je maar het beste stil blijven zitten.
‘Die commitment,’ ging De Vet verder toen het applaus op de eerste rij was verstomd, ‘vraag ik niet alleen van jullie. Die commitment toon ik ook zelf. En daarom, collega’s, kondig ik met grote trots en veel genoegen aan dat ik met onmiddellijke ingang geen directeur ad interim meer ben, maar jullie volwaardige algemeen en statutair directeur! Voor onbepaalde tijd!’
Zoals voor alle stijlmiddelen geldt ook voor het bewust laten vallen van een stilte dat herhaling leidt tot devaluatie van het effect. De zaal bleef enkele ogenblikken stil, zelfs de managers op rij één hielden in eerste instantie de handen op elkaar.
Arno Hoogenberg, die een investering van twintig jaar slippen dragen in één klap zag verdampen, zakte bleek onderuit in zijn stoel. De stilte onder de overige aanwezigen hield het midden tussen verbijstering over de pedante eigendunk van De Vet en het ongemak om niet in lachen uit te barsten. Het was in deze situatie dat Herman de Graaff achter in de zaal droogjes sprak: ‘Hier staat in je tekst vermoedelijk ruimte voor applaus?’ De opmerking was even brutaal als briljant en haalde de spanning uit de lucht. De Graaff begon zelf met klappen en werd daarin langzaam bijgevallen, eerst door de mensen direct om hem heen en daarna, rij voor rij, als in een aanzwellende vloedgolf, door andere collega’s en even later door de managers en de directeuren. Zelfs Arno Hoogenberg moest wel mee in het handgeklap dat overging in een ritmische driekwartsmaat. ‘JULES DE VET! JULES DE VET! JULES DE VET!’
De Vet onderging de bijval aanvankelijk glimlachend en met gespeelde tegenzin. Inderdaad, zijn leiderschap was inspirerend en zijn toespraak begeesterend. Na enkele minuten evenwel, toen de back benchers met hun voeten in de maat van het geklap gingen meestampen, kreeg hij het idee dat het merendeel van de aanwezigen hem in de maling nam. De Vet liep met de microfoon de zaal in, stak zijn rechterarm bezwerend omhoog en sprak, nauwelijks in staat om zijn ergernis te verbergen: ‘Oké, genoeg. Dank jullie wel, genoeg.’
Hij voegde eraan toe dat de afdelingsmanagers binnen enkele weken iedereen nader zouden informeren en dat de tekst van zijn toespraak op intranet viel na te lezen. Die laatste mededeling leidde nog tot een korte opflakkering van het applaus. Terwijl daarna ieders aandacht werd opgeëist door bier, wijn en bitterballen, zocht De Vet in de leegstromende vergaderzaal naar Herman de Graaff.
Die ouwe lul van arbeid had hem al een keer eerder te kakken gezet. In zijn allereerste toespraak had De Vet paralellen getrokken tussen het runnen van een kantoor vol juristen en het voeren van een veldslag. Concurrenten die moesten worden uitgeschakeld en overwinningen die werden behaald met inzet van alle manschappen, in die trant. Het contrast met de stijl van zijn aimabele voorganger Te Grave was immens geweest. Een collega van de afdeling contracten, gewend aan een directeur die midden tussen zijn mensen stond, had een vraag gesteld en De Vet aangesproken met ‘jij’. De Vet had geantwoord dat hij hechtte aan een professionele afstand tussen leiding en ondergeschikten en gezegd dat van tutoyeren geen sprake kon zijn, waarop Herman de Graaff had opgemerkt dat de omgangsvormen op het slagveld in de regel ook aan de informele kant zijn. Met die opmerking had De Graaff de lachers op zijn hand gekregen. Het werd tijd om die vent op zijn nummer te zetten.
‘De Graaff, wacht eens even,’ sprak De Vet, die zijn medewerker bij de ingang van het bedrijfsrestaurant onderschepte.
‘Waar denk jij dat je mee bezig bent?’
Herman de Graaff draaide zich om met een bitterbal in de hand en keek in het rood aangelopen gelaat van zijn hoogste baas. Het leek hem verstandig om niet al te gevat te antwoorden. Tegelijk wist hij, daarvoor was hij jurist genoeg, dat hij met zijn opmerking en het in gang zetten van het applaus binnen de grenzen van het arbeidsrechtelijk betamelijke was gebleven. Dat gold ook voor zijn antwoord.
‘Ik vond de stilte na je mededeling pijnlijk voor je en dacht, ik help je uit de brand.’
De Graaff had duidelijk geen boodschap aan het tutoyeerverbod. Zijn woorden konden als betuttelend en denigrerend worden opgevat, maar ook als vriendelijk en welwillend. Het maakte dat De Vet niet verder kwam dan: ‘Oké, laat het niet weer gebeuren, want dan volgen er maatregelen.’
De Graaff doopte zijn bitterbal in de mosterd, gaf De Vet een knipoog en wierp een blik op de das van zijn directeur.
‘Om met het zwaard van Sint-Joris te spreken, Jules, je steekt de draak met mij.’
De knipoog en die laatste zin kreeg De Vet niet helemaal mee. Uit zijn telefoon klonken de eerste maten van Wagners Walkürenritt en op de display verscheen de naam van de directeur van Domstad Juristen. Jules de Vet draaide zich weg van De Graaff.
‘Rob, ogenblik, ik loop even naar een stille plek.’ Met die woorden liep De Vet met ferme militaire passen richting de liften.
Dit is top Nico. Ik heb het nog niet uit maar ga straks verder lezen.
BeantwoordenVerwijderenEén foutje: lief moet liet zijn.