Vond je deze tekst leuk? Deze schrijver wil graag meer lezers. Je kunt hem/haar op de volgende manieren helpen:
- Geef hierboven een hartje. Meer hartjes betekent meer lezers voor deze tekst.
- Laat hier beneden een reactie achter. Ook dit trekt weer nieuwe lezers aan.
- Stuur dit verhaal naar iemand die van lezen houdt.
Namens de schrijver: heel erg bedankt voor je hulp!! ❤
Professor doctor Kruid was toen het gebeurde een jaar of veertig. Hij was naar het plaatselijke winkelcentrum gegaan om een sportieve broek te kopen bij een van die bekende warenhuizen. Dat vond hij bepaald geen pretje. Maar ja, niet alles in het leven was een pretje. Er waren nu eenmaal dingen die onvermijdelijk zijn. Een daarvan was het kopen van een broek. Hij haatte de sfeer in die zaken. En dat gedoe, dat gehannes, dat gezemel. Mensen zenuwachtig in de weer. Mannen die onder toeziend oog van hun bazige vrouw een kledingstuk passen. Zich dan in de spiegel moeten bekijken. Stilstaand, lopend, vooroverbukkend. Van voren, van achteren, van opzij. Houd toch op. Vaak geruzie in de tent. Deze broek vindt zij mooi, maar hij te duur.
"Ik lijk wel een Volendammer. Kijk, in zo'n broek kunnen gemakkelijk twee of drie kerels. Dan houd je nog ruimte over. Zo wijd, er zit totaal geen vorm in. Een voddenbaal. Geen porem. Die mot ik niet!"
Ouwe mannen die zich in een hippe heupbroek moeten hijsen. Niet om aan te zien. Om nog maar te zwijgen over mannen zonder taille, die hun broek tot bij hun kin optrekken. Gevolg: hoog water in het dorp. Pathetisch. Pathetisch. Moeders met blèrende koters. Kinderen willen spelen, niet kleren kopen, weet dat toch. Een speaker die het winkelende publiek attendeert op de koopjes van de dag. Om mesjogge van te worden. Achtergrondmuziek. Zo dominant dat het predicaat 'achtergrond' volkomen misplaatst is. Om gek van te worden. Maar ja, soms moet je weer eens een broek kopen…
De heer Kruid probeerde zich te focussen op zijn missie. Hij liep regelrecht naar een rek met sportieve broeken. Daar hingen tientallen exemplaren in het gelid. Ze waren er in allerhande maten en droegen tekens die hem niets zeiden. Dat deerde hem echter niet. Hij pakte domweg enkele tweepijpers en hield die voor zijn middel en schatte de lengte in. Hij was altijd heel resoluut in zijn keuze, en ook nu liep hij al gauw met knaapje en broek naar de ruimte met paskamertjes. Hokje een bezet, hokje twee bezet, zo ook hokje drie. Maar op het moment dat hij langs drie liep werd heel voorzichtig het gordijn op een kier geschoven en vroeg een fluisterende, zwoele vrouwenstem om hulp. Voordat hij het wist was het gordijn opengegaan en was hij naar binnen gestapt en stond hij oog in oog met een charmante jongedame. Zij had onmiddellijk het gordijn achter hem gesloten. Er was geen weg terug. Terwijl het hem nog duizelde, hielp zij hem uit zijn droom:
"Ik ben zojuist gevallen op mijn hand. Kijk, 'k heb er nu geen kracht meer in en kan mijn beha niet losmaken. Zou u dat even voor mij willen doen?"
Pas nu drong de volle omvang van de situatie tot hem door. Voor hem stond een vreemde vrouw in slip en beha. In een kamertje ter grootte van één vierkante meter. Het was hem een raadsel dat hij geheel werktuiglijk, zomaar, zonder na te denken, naar binnen was gegaan. Hij was te verbouwereerd om ook maar één woord uit te brengen. Dus slikte hij het speeksel dat hij opbracht, in en knikte. Probeerde manhaftig over te komen. De vrouw draaide zich om, boog het hoofd voorover. Hij was niet echt een handige man. Maar toch, na enig gefriemel over de mooi gewelfde rug van haar, kreeg hij de haakjes uit de lusjes.
"Het is gelukt," bracht hij met moeite uit.
De vrouw draaide zich om naar hem, met beha in de hand, en bedankte hem. Kruid probeerde weg te kijken en zich uit de voeten te maken. Veronderstel dat hij hier betrapt werd. Wat een zotte situatie.
"Wilt u a.u.b. hier nog even wachten? Deze beha is te klein, ga ik even terugbrengen, en dan kom ik met 'n grotere terug."
Ze schoot haar jurkje aan over haar blote lijf en weg was ze. Het gordijn deed ze uit voorzorg dicht. Kruid bleef sprakeloos achter.
Hij probeerde zijn gedachten te ordenen. Waarom, zo vroeg hij zich af tegen beter weten in, is deze situatie zo uitzonderlijk? Op het strand zag je immers honderden ontblote of bijna-blote dames en heren. Ze lagen daar hutje en mutje bij elkaar. Niemand die daar aanstoot aan nam. Kijk, het zou onbetamelijk zijn als sommige mensen in badpak, bikini of in hun blootje naar de kerk zouden gaan. Het was natuurlijk een kwestie van decorum. Je wilde anderen niet kwetsen in hun gevoelens. Maar hier in dit hokje werd niemand gekwetst. Nee, hij hoefde zichzelf niets kwalijk te nemen. Als iemand je om hulp vroeg, kon je toch niet weigeren. Dat had hij vroeger al op de padvinderij ingeprent gekregen. Van zijn akela, zo 'n heel strenge juf, die hem, onder andere, ook schoenstrikken en schoenpoetsen had geleerd. Ondanks deze geruststellende gedachte voelde hij de opwinding van het moment, werd hij gewaar dat het hart hem in de keel bonkte. Nu pas werd hij zich ook bewust van de zinnenprikkelende parfumlucht waarmee het hokje was doordesemd. Lavendel, heerlijk, zijn lievelingsgeur… Hij kon zijn eigen gedrag niet plaatsen. Het was ambivalent. Hij wist zich niet goed raad. Vreemd, maar hij was gewoon zichzelf niet. Wat duurde het lang eer zij terugkwam. Hoe eerder hier weg, hoe beter. Hier betrapt worden was desastreus. Hoe moest je zo 'n situatie uitleggen? Niemand zou hem geloven. Hij zag al een vette krantenkop in chocoladeletters voor zich:
PASKAMERTJE GEBRUIKT ALS PEESKAMERTJE?
Met daaronder de subtitel: Professor gaat in de fout. Maar wacht even, ik kan er natuurlijk nu ook stiekem uitknijpen, zo bedacht hij. Maar…
"Zo, hier ben ik al weer," klonk het opgewekt. Meteen werd het gordijn weggeschoven.
"Snel, hè!" Bij die woorden trok zij heel ontspannen voor het gezicht van Kruid haar jurkje weer uit.
"Zo, wilt u hem vastmaken?"
Kruid wilde achter haar gaan staan, maar hij was te schielijk, verstapte zich en viel tegen haar aan. Door haar te omhelzen kon hij zich nog maar net staande houden. Hij probeerde zich te herpakken en stotterde iets wat voor een verontschuldiging moest doorgaan. Zij reageerde warm en hartelijk en zei dat zo iets nu eenmaal kon gebeuren.
"Helemaal niet erg, hoor. Zit daar maar niet over in, ik heb er alle begrip voor." En zij vervolgde:
"Bij deze zit de sluiting trouwens van voren..."
Hij had een kop als een boei. Hij kon nu niet wegkijken en zag haar weelderige vormen. De bijbeltekst, Hooglied 4:5, ja, die kende hij uit zijn hoofd, flitste door zijn brein: 'Uw twee borsten zijn gelijk twee welpen, tweelingen van een ree, die onder de leliën weiden'. Hij begreep zelf niet hoe hij het bestond zich zo'n tekst te herinneren. Nu, onder deze omstandigheden. Hij was een en al verwarring. Terwijl zij haar borsten wat bijeen kneep om het hem gemakkelijker te maken, probeerde hij met trillende handen de haakjes in de oogjes te doen.
"Gaat het?" vroeg ze. "U hoeft echt niet zo voorzichtig te zijn, hoor. Ik vind een harde hand best prettig!"
Deze woorden kwamen aan als een kopstoot van een voetballer. De grond onder zijn voeten leek weg te zinken en hij voelde dat hij de hem opgedragen taak niet zou kunnen volbrengen. Er liepen rillingen over zijn lijf en hij beefde van top tot teen. Het wilde maar niet lukken. Het was alsof hij expres heel onhandig deed, maar dat was niet zo. Nee, nee, dat was niet zo. Hij werd kennelijk overmand door gêne. Maar de hulpbehoevende dame bleef hem aanmoedigen en eindelijk, na veel geharrewar lukte het hem.
"Zo, dat was 't dan. Ik ga er nu vandoor…", bracht hij hijgend uit.
Maar daar wilde zij niet van weten.
"Vindt u ook dat deze mij goed past, nee, kijkt u eens goed, en wat vindt u van deze kleur? Flamboyant, hè! De vormgeving is van een van de beroemdste Italiaanse ontwerpers op het gebied van de lingerie..."
Hij verbeeldde zich dat zij bij deze woorden een pose aannam, zoals alleen mannequins dat kunnen en daarbij verleidelijk heupwiegen. Hij wist niets beters dan met afgewend hoofd te mompelen dat het kledingstuk heel, héél mooi was en haar goed stond. Schichtig wierp hij nog één blik op haar en schoof overhaast het gordijn terzijde, speurde of er niemand in de buurt was en ging er als een dief in de nacht vandoor. Zijn nieuwe broek op het knaapje bleef als een verwaarloosd kind achter. Hij wist niet eens meer met welk doel hij het warenhuis die middag was binnengestapt. Algehele verwarring had zich van hem meester gemaakt.
Hij heeft er later nog weleens aan teruggedacht, ja natuurlijk, maar het had hem beter geleken niets aan Maria, zijn vrouw te vertellen. Hij had zich laten leiden door het adagium 'wat niet weet, wat niet deert'. Ook geen van zijn collega's had hij deelgenoot gemaakt van zijn belevenis. Ze zouden hem als hoogleraar Gedragspsychologie hebben uitgelachen. Hij zou de risee van zijn faculteit zijn geworden. Overigens was er van een broek kopen dat jaar niets meer gekomen. Nu, zo'n drie jaar later na dit voorval, zat hij op een zonnige lentedag op zijn kamer van de universiteit waar hij werkte. Hij had zijn ingekomen e-mails al bekeken en nam nu de 'ouderwetse' papieren post door. Hij opende een pakket dat afkomstig bleek van een collega van een andere universiteit. Deze deed hem het altijd weer vererende verzoek plaats te nemen in een promotiecommissie. Dissertatie van de de promovendus was bijgesloten. Of Kruid zo vriendelijk wilde zijn hem op korte termijn te laten weten of hij beschikbaar was tijdens de openbare verdediging van het proefschrift. Kruid was zeer ingenomen met dit verzoek. Dit soort zittingen waren een kolfje naar zijn hand. Het debat aangaan met de promovendus vond hij een feestje. Hij nam gretig het proefschrift ter hand. De titel loog er niet om: De Man en de Verleiding, met daaronder de vermelding Een empirisch onderzoek. Verlekkerd bladerde hij het boek door. Vervolgens begon hij lukraak te lezen in hoofdstuk drie, waar hij plots bleef haken bij het woord pashokje. Met rode oren las hij verder. De casus die de promovendus hier behandelde, ging over hem. Dat was zonneklaar. Hij zag dat ze verderop een uitvoerige analyse gaf van zijn gedrag die middag een paar jaar geleden. Maar nu was hem alle lust tot verder lezen vergaan. Met een diepe zucht legde hij het proefschrift neer.
Allerlei gedachten krioelden als wormen door elkaar. Kon hij dit werk objectief beoordelen? Zou ze hem tijdens het debat herkennen? Hoe zou ze reageren? Hij wilde eigenlijk wel weer naar hoofdstuk drie terug om haar analyse over hem te lezen. Nee, toch maar niet. Hij kon het voorlopig niet opbrengen en misschien wel nooit. Zou hij een smoes bedenken en zijn collega meedelen dat hij op de vastgestelde datum verhinderd was? Vooralsnog was hij te verward om een besluit te nemen. De rest van de dag voelde hij zich lamlendig en liep hij maar wat te klooien. Hij probeerde zijn gedachten te verzetten door een vervolg te geven aan een verhaal waaraan hij bij tijd en wijle werkte. Sedert enige tijd was hij bij wijze van hobby bezig met het verzinnen en schrijven van korte verhalen. Het was een leuke tijdspassering en hij hoopte dat hij er ooit een uitgever voor zou vinden. Maar het schrijven lukte nu totaal niet. Hij kon zich gewoon niet concentreren. Hij was blij dat hij in de namiddag naar huis kon.
Die nacht beleefde hij, tegen wil en dank, de scène in het paskamertje opnieuw. Maar het was allemaal nog heftiger, nog intensiever, en zij leek nu nog mooier dan indertijd. De schepper had haar begenadigd met een figuur van adembenemende schoonheid. Met haar grote amandelvormige ogen, zoals alleen Kees van Dongen die kon schilderen, keek zij hem liefdevol en smachtend aan. Haar kersenrode lippen waren uitnodigend dichtbij. En wat was zij begripvol geweest over zijn onbeholpen, knullige optreden... Met een schreeuw werd hij wakker. Verschrikt blikte hij naast zich, maar Maria had kennelijk niets gehoord. Zij haalde rustig adem en sliep door.
De volgende ochtend zei Maria bij het ontbijt dat ze had gedroomd.
"Meestal," zo zei ze, "herinner ik me niets meer de volgende dag. Maar dit was zo bijzonder, dat ik het nog weet. Misschien kan je mijn droomervaring gebruiken als opzetje voor een verhaaltje in je verhalenbundel, want je zei laatst dat je nog wat ideetjes nodig had."
"Nou, dat klinkt interessant. 'k Ben benieuwd. Vertel."
"Wel, ik was bij C & A. Ik zag daar een leuke pantalon en die wilde ik gaan passen. Toen ik voorbij het derde pashokje liep, ging het gordijn open en werd ik geroepen door een boom van een kerel die alleen een slipje aanhad. Hij wenkte en vroeg me naar hem toe te komen. Ik raakte niet echt in paniek, maar schrok wel en wist niet hoe gauw ik weg moest komen. Toen werd ik met een schreeuw wakker. Heb je dat niet gehoord? Ik vond het best wel eng, maar nu kan ik erom lachen, hoor! Misschien kan je hier iets mee in een van je verhaaltjes…"
NB Er zit nog meer in de pijplijn, Parlevincker
Ik wil graag meer van je lezen, Parlevincker. LM
BeantwoordenVerwijderenHartelijk dank voor je positieve reactie. Binnenkort stuur ik een tweede verhaal in.
BeantwoordenVerwijderenDeze had ik even gemist. Ik hou hier ook wel van Parlevincker. Leuke schrijversnaam trouwens
BeantwoordenVerwijderenBedankt voor compliment
Verwijderen